start 1911-1930 1940-1945 1960-1970 1990-2000 2000-2011 nieuws

 

Herinneringen aan de Laan van Heldenburg 54
door Albert de Jong

Op 18 april 1949 ben ik geboren in no. 54. Gedoopt ben ik in de Gereformeerde Kerk in de Laan van Oostenburg, op 1 mei 1949.
Mijn ouders woonden er na hun huwelijk in 1948 op de eerste etage. Beneden woonden mijn grootouders A. de Jong – de Jagher. Zij en hun jongste zoon – mijn vader Louis – en dochter Catharina (gehuwd met G. Ploos van Amstel) huurden het huis, ik denk vanaf het einde van WO II . Rond 1953 wilde de eigenaar het huis zelf gaan bewonen en werd de huur opgezegd. Een grote klap voor allen: waarheen? Alternatieven waren er niet. Uiteindelijk verhuisden mijn ouders en in 1951 geboren zus Coby na veel omzwervingen – er was een grote woningnood! - naar de van Zegwaardstraat; opa en oma kregen in 1957 een benedenwoning op de Rozenboomlaan.
No 54 vond ik een vrij donker huis met weinig voorzieningen. Ik sliep op zolder, waar ik een spoorbaan had met treintjes van blik. Daar werd ook ieder najaar en winter een enorme voorraad appels van de boom uit de achtertuin bewaard. En koud dat het er was: ijspegels hingen ‘s-winters boven mijn bed!
Op de eerste etage was een kleine geïmproviseerde keuken gemaakt, waar werd gekookt gebakken en gebraden en ook gedoucht (d.w.z. in een teil met warm water…) en kreeg ik er mijn lepels levertraan. Daar was ook de woonkamer met een tafel, 4 stoelen en wat meubilair voor de volwassenen. We hadden daar ook radiodistributie: met een keuzeknop konden we via een luidspreker Hilversum 1 en 2 (en de BBC dacht ik) beluisteren. Voor mij toen een wonderlijk apparaat!
Opa en oma de Jong, rijkelijk bedeeld met 9 kinderen en vele kleinkinderen, woonden op de begane grond. Opa de Jong, hoewel gepensioneerd als directeur van de Prot. Chr. Onderwijzersbond, was als adviseur nog actief voor het onderwijs. En met al die (klein-) kinderen moet het er vaak een drukte van belang zijn geweest.
Aan de straatkant de zitkamer, de achterkamer was de dagelijkse kamer met een harmonium, vele schilderijen aan de wand – opa was een verwoed amateur schilder – en oma, vaak in de weer met het huishouden. Anna, een oude vrouw, was regelmatig behulpzaam in de huishouding.
Tot 1953 werkte mijn vader bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie; hij kon er geen vaste baan krijgen en trad in dienst bij Van der Heem aan de Maanweg, later overgenomen door Philips. Daar kocht hij in die tijd met personeelskorting een Erres stofzuiger, een toen in mijn ogen geweldig groot apparaat, een sensatie in huis, zo’n machien. En wat een luxe voor mijn moeder!
Natuurlijk was op straat ook veel te beleven. Ik mocht wel eens op de step (“autoped”) van Bernard, nog met houten wielen. We gingen veel om met de familie Alofsen van nr. 48; mijn ouders hebben vele jaren lief en leed met hen gedeeld. En met jonge Roel Alofsen heel wat gespeeld. En natuurlijk kwamen iedere dag wel de melkboer en groenteboer – met paard en wagen – langs, voor een kleine jongen altijd weer spannend, zo’n groot paard. Ook het wekelijks bezoek van de schillenboer was een klein hoogtepunt op straat. En in het najaar natuurlijk de kolenboer, een mega-operatie met al dat kolengruis in de gang! Een enkele keer mocht ik wel eens een boodschap doen; kreeg wat geld in m’n hand gedrukt en mocht dan bij kruidenier Beekman (hoek laan Van Middenburg) een rol beschuit of zo halen. En o wee als ik met te weinig wisselgeld terug kwam!
Auto’s waren er nog nauwelijks. Ik dacht dat Alofsen sr. eerst over een motor beschikte en later over een kleine personenwagen, die knallend en knetterend de straat door reed.
Een jaar of acht heb ik met veel plezier in de Laan gewoond. Na de van Zegwaardstraat en Rozenboomlaan ben ik in 1972 gehuwd; Tineke en ik zijn in Leidschendam terecht gekomen (letterlijk heb ik het dus niet ver geschopt …). We hebben 3 pracht volwassen zoons en een schoondochter.
Hoe meer ik nadenk, hoe meer mij nog uit die tijd te binnen schiet.

Ik hou jullie op de hoogte!