Herinneringen aan de Laan van Heldenburg 45
Door Bernard Ligtenberg
Wat was het een mooie aprilmiddag dat de feestelijkheden van start gingen en we achter het draaiorgel door de 100-jarige laan liepen! Op wellicht net zo'n mooie dag in 1914 moet mijn opa Bernard Ledeboer hier als 33 jarige gelopen hebben, op zoek naar woonruimte. De laan liep toen nog dood op de boerderij heldenburg. Op 14 mei van dat jaar tekende hij het huurcontract en mocht voor Fl. 27,10 per maand vanaf juli no. 45 bewonen. Oorspronkelijk no. 39, met de aantekening dat de gemeente het huisnummer 39 in 45 veranderde, er werd kennelijk nog flink gebouwd! In augustus 1914 trouwden hij en mijn oma en in 1917 werd mijn moeder Jeanne in het huis geboren. Zij bleef enig kind, speelde veel met buurjongen Kees van der Burg op 47. In die jaren woonden af en toe ook familieleden tijdelijk in huis, opa's broer Henk bijvoorbeeld. De Laan beviel hem kennelijk zo dat hij later op no. 39 ging wonen. Ter ondersteuning van het huishouden waren er al dan niet inwonende dienstbodes (meisjes). In de achter-, voorkamer en achterslaapkamer waren bellen naar de keuken aangebracht: aan de muur en aan een koord midden in de kamer. Het warme eten werd in die tijd op een groot dienblad opgedaan, na het eten werd gebeld en afgenomen. Voor de watervoorziening waren oorspronkelijk stenen kannen, terwijl het vuile water van de waskommen werd geleegd in een toiletemmer. Op zolder stond een metersbrede linnenkast die tot het plafond reikte. En een loodzware mangel, mijn oma mangelde met het meisje altijd de lakens, de één trok het flink strak, de ander draaide het wiel. Later werden vaste wastafels met afvoer aangelegd. In augustus 1921 kocht mijn opa het huis voor fl. 10.250 (hetzelfde bedrag waarvoor hij het in 1950 aan mijn vader zou verkopen) en het jaar daarop werd electriciteit aangelegd.
In die tijd kwamen de heer en mevrouw Voigt op 43 wonen, hij had aan de spoorweg Batavia - Soerabaja gewerkt en was met pensioen. Hun dochters - de dames Voigt, voor mij tante Jo en tante Do, soms op straat nageroepen als appeltje en peertje - woonden toen nog op een etage in Den Haag, maar kwamen wel altijd "weekenden". In 1937 kwam Jo - die door de crisis op wachtgeld stond - er definitief wonen. Vrij snel daarna overleden haar ouders, en in de oorlog verhuisde ook Do naar 43. Beiden kenden verschillende leden van de familie Ligtenberg goed.
Als we een sprongetje maken naar 3 januari 1939 is het niet zo heel vreemd mijn moeder - zie foto - vrolijk gearmd met mijn vader Henri Ligtenberg vanuit no. 45 naar het stadhuis te zien vertrekken. Drie dagen later scheepten ze in Genua in naar Indië. Daar werd in 1941 op de dag dat de Japanners IndoChina binnenvielen mijn broer Allart geboren. In datzelfde jaar werden mijn grootouders geëvacueerd omdat ze niet meer economisch gebonden waren aan den Haag om plaats te maken voor de familie de Brei.
Laten we weer een sprongetje maken, 5 maart 1946. Mijn ouders en Allart stappen - terug in Nederland - van de boot. Blij de kampen overleefd te hebben, maar overigens berooid en qua gezondheid zeer zwak. Het lukt mijn vader een nieuwe baan te vinden in Delft, en veel weigering ook vergunning om op no. 45 te mogen wonen. Bedden - met stromatras - worden gekocht en de familie zorgt voor de rest van het meubilair en wat al niet in een huishouden nodig is. Jo Voigt leende lakens en slopen inclusief wasserij. En zo betrokken zij het huis in oktober, maar niet alleen. Want de vergunning was"onder voorbehoud van aanwijzing van een ander gezin ter inwoning". Een ouder echtpaar kreeg de achterslaapkamer, 2 zolderkamers en gebruik van keuken. Dat zij niet zo zuiver waren geweest in de oorlog bleek pas later, wellicht was de gedachte van Huisvesting, die mensen uit Indië weten toch nergens van.... De verplichting tot inwoning zou nog tot 1957 duren.
In 1949 was gezinsuitbreiding weer aan de orde, en in december werd ik geboren en 3 jaar later, wederom in december, mijn broer Henk Een van mijn eerste herinneringen: ik zit aan tafel met een bord hutspot met in het midden een meertje van jus, en dan wordt in een blauwe deken Henk binnengebracht.... Langzamerhand ga ik de straat wat verkennen, bij voorkeur met rollend materieel. Eerst een driewieler, dan de houten step van mijn tante - die Albert in zijn stuk over 54 noemt - en rolschaatsen.
Later werd door menigeen een kar gemaakt op basis van een onderstel van een oude kinderwagen. Daar kon je lekker de hele dag mee karren - "even karren" - stukje rijden, beetje hangen, met medekarders bespreken hoe de kar te verbeteren. Ik herinner me ook het spelen met Majorie en Bartje (de Groot?) van no. 49, waar later de familie van 't Hoogerhuijs kwam wonen. De straat is dan nog leeg en rustig en voetballen op straat geen probleem. Alleen als de bal in de tuin van juffrouw Robertson op no. 52 belandt is het soms spannend, krijgen we hem terug of niet? Regelmatig fietst er een agent door de straat, in die tijd was "mijn vader is politieagent" nog een ijzersterk argument. Met koninginnedag waren er straatfeesten, spelletjes voor kinderen, meest in de Laan van Oostenburg. Ook verjaarspartijtjes, bij Roel Alofsen op 48 bijvoorbeeld, met film zelfs; binnen verstoppertje spelen was ook geliefd. En later Al de Weert, hij woonde op de hoek met de Laan van Haagvliet, altijd naar een film van Danny Kaye.
Deze foto uit 1962 laat 3 generaties bewoners van no. 45 zien, mijn ouders, grootouders Ledeboer, mijn broers en ik. Langzamerhand werd het voor mijn ouders weer stiller in huis, eensgezind volgden de 3 broers het voorbeeld van pa om in Delft te studeren. We mochten na het P1 examen op kamers wonen en waren alleen nog in de weekends thuis. En weer later: trouwen, kinderen, op bezoek bij opa en oma, en dan was het vaak lekker nog eens in dat grote oude huis te overnachten. En op zolder lekker een potje pingpongen. Nadat mijn vader is overleden bleef mijn moeder er nog tot 1990 wonen, zij vertrok toen naar Rustoord. Tenslotte, de laatste foto waar mijn broers en ik voor no. 45 staan.