Herinneringen aan de Laan van Heldenburg 35
door Robert (Nanning) Anes, Brantford, Ontario, Canada
Ofschoon wij al meer dan 56 jaar in Canada wonen vond ik het leuk om te horen van het 100 jarig jubileum van de Laan van Heldenburg. Ik heb met belangstelling naar de foto’s gekeken en de stukjes gelezen, vooral met namen die ik herkende: Beckman, de Hoog, Jaspers, en Meeuse. Ook al is het wat later, ik wil graag mijn bijdrage leveren voor no 35.
We woonden net “om de hoek” in wat toen “Heldenburger Dwarsstraat” heette, maar met de geboorte van een derde kind in Maart 1937 werd dat bovenhuis te klein voor het gezin Anes, en verhuisden we naar Laan van Heldenburg 35. In 1939 kwam er nog een tweeling bij, een meisje en mijn enige broertje die helaas op de leeftijd van tien maanden overleed, als ik me goed herinner van hersenvlies ontsteking.
Van de oorlogsjaren herinner ik me een paar interessante voorvallen: In Juni 1941 begon Duitsland de oorlog met Rusland, en het was de eene overwinning na de andere. Waar ze niet op gerekend hadden was de strenge Russische winter! In de herfst werd het duidelijk dat de verbindings lijn veel te lang was, en er werd een “Ordnung” gemaakt dat ieder gezin twee dekens moest inleveren voor het “Oostfront.”
Twee Duitse soldaten zouden die dekens komen ophalen. Wij hadden een groot gezin: 5 kinderen. Maar mijn Moeder vertrouwde het toch niet helemaal, en in s’middags zei ze: “We gaan een feestje maken: koekjes en limonade. Ga maar naar buiten om de kinderen uit de buurt uit te nodigen.” Dat hoefde ze geen twee keer te zeggen!
Toen de Duitse soldaten aanbelden zei Moeder: “Ik ben eten aan het koken, willen jullie kinderen even kijken wie er is?” De deur ging open en de soldaten zagen zo’n tien kinderen! Zonder een woord te zeggen draaiden ze zich om, en vertrokken.
Maar dat verhaal heeft nog een staartje: In de avond gingen Vader en Moeder even naar kennissen; de “kleintjes” waren al naar bed, en Ria en ik (toen 8 en 10) zaten in de voorkamer met een kleurboek. Toen hoorden we de deurbel. Ria zei: “Ik durf de deur niet open te doen.” Vader was weg, dus ik was de man van het huis!
Zonder de deur open te doen riep ik: “Wie is daar?” Een vrouwen stem antwoordde: “Zijn je ouders thuis?”
Een vrouw, dat kon niet al te gevaarlijk zijn, maar het zou kunnen dat ze niet alleen was. Dus deed ik het kleine raampje in de voordeur open, en zag inderdaad alleen maar een vrouw. Nu durfde ik de deur wel open te maken, en zei: “Nee, ze zijn op bezoek bij kennissen.”
Ze maakte haar tasje open, haalde er een half vel papier uit, en zei: “Geef ze dit maar als ze thuis komen,” en vertrok. Terug in de huiskamer keek ik naar het papier en zag dat het een “Ausweisz” (verklaring) was, compleet met stempels van de adelaar, het hakenkruis en hand tekeningen: dat wij twee dekens ingeleverd hadden voor het Oostfront.
Toen Vader en Moeder terug kwamen gaven we ze de verklaring; dat het van de “ondergrondse” kwam was duidelijk, maar van wie? Ze hebben het nooit geweten tot na de oorlog: de man van het echtpaar dat ze die avond bezocht hadden had het gedaan. Dat was Gerard v.d. Heuvel, leraar aan het doven instutuut “Effatha,” die lid was van het verzet, zijn eigen vrouw heeft dat nooit geweten tot na de oorlog!
Nog wat herinneringen uit de hongerwinter: Ik denk dat het in October was dat de electriciteit uit viel. De lichten gingen uit tot in Juni 1945. Dat betekende ook dat er geen water meer uit de kraan kwam, en er kwam een water pomp in de tuin twee huizen verder: nummer 31. Brandstof was er ook niet, en het duurde niet lang dat de bomen in de laan werden omgehakt in het donker.
In November ’44 waren er “razzia’s” de Duitsers wilden mannen hebben van 16 - 40 om in Duitsland te werken. Ofschoon mijn vader 42 was wilde hij geen kans nemen, en op een avond kwam timmerman v.d. Graaf, hij zaagde een gat in de vloer van de achterkamer. De dag van de razzia heeft Vader een deel van die dag onder de vloer op een matras onder een dikke deken doorgebracht.
We zagen de Duitse soldaten, ze begonnen aan de “even” kant bij de Parkweg en werkten die kant van de straat af. Daarna de “oneven” kant weer terug, richting Parkweg. Omstreeks een uur of vier kwamen ze bij no 41, de fam. Beckman, die hadden een paar tiener dochters. Ze wisten dat mijn vader misschien in die leeftijds groep zat, alsook een paar jongens van het gezin De Neef op no. 29. De jonge dames Beckman boden de soldaten een kopje thee aan, en draaiden een paar gramofoon platen om te dansen. De soldaten (het zijn ook maar mensen!) bleven er een klein uurtje, en om de verloren tijd in te halen liepen ze de huizen tot de Zuiderloo straat voorbij. Wat precies de bedoeling was van de Beckmans!
Tot mijn emigratie naar Canada in April 1955 heb ik op no 35 gewoond, daarna ben ik er nog twee keer geweest: in 1961 en in 1969. Ik denk dat mijn ouders het kort daarna verkocht hebben omdat het veel te groot was voor een bejaard echtpaar. Uiteindelijk hebben hun laatste jaren in een verzorgings huis in Voorburg gewoond, Vader overleed in Aug. ’96 (94 jaar oud) en Moeder zes maanden later in Januarie ’97, twee dagen later zou ze 96 geworden zijn.