start 1911-1930 1940-1945 1960-1970 1990-2000 2000-2011 nieuws

 

Herinneringen aan de buren van Laan van Heldenburg 35
door Willy Oenema-Anes

Mijn naam is Willy Anes en ik woonde van 1937- 1955 in Laan van Heldenburg 35. In 1955 ben ik voor verdere studie naar Amsterdam verhuisd. Ik was toen 18 jaar.

Naast ons op nr. 37 woonde de Fam. Doll. Het gezin was  uit Duitsland afkomstig, maar helemaal ingeburgerd in onze straat. In de oorlogsjaren heeft hun Duitse afkomst  ook geen problemen opgeleverd. Zij hadden geen enkele waardering voor Hitler en de nazi’s. Er waren twee volwassen kinderen: een zoon Jürgen, die in het begin van de oorlog overleed en een dochter Helga.
In de Hongerwinter aten wij warm eten van de gaarkeuken, meestal was dat een waterig soepje. Mijn jongste zusjes, Henny en Anneke verdroegen die soep niet. Toen bleek de Duitse afkomst van onze buren een zegen te zijn. Want zij hadden contacten, waardoor zij aan goed eten konden komen. Al die tijd heeft Mw. Doll voedzaam eten gekookt voor de “kleintjes”. Wij zeiden dan ook: wij eten van de gaarkeuken en de kleintjes van de fijne keuken.
Na de oorlog genoten we allemaal soms van de culinaire hoogstandjes van Mw. Doll. Zij heeft meer dan eens verrukkelijke citroenbavarois voor ons gemaakt.
Helga werd door haar moeder vaak “Poesje “genoemd. Ze trouwde later met een Perzische man, die Mahmoud heette. Wij vonden dat wel grappig:een een poesje, dat met  een mammoet trouwde.

Aan de andere kant , op nr. 33 woonden de Dames Hoen, twee oudere zussen, Anna en Sijtje. Ze vielen op door hun kleding: enkellange jurken van donkere mousseline stof, meestal blauw of grijs met bloemetjes. Aan hun voeten zwarte enkellaarsjes. Zo was hun moeder altijd gekleed geweest en dus deden zij het ook.
Onze huizen hadden een koperen trekbel en brievenbus. Binnen waren alle deurknoppen en raamsluitingen ook van koper. Mijn taak was elke zaterdag het koper poetsen en dan moest ik van mijn moeder ook de bel en brievenbus van de Dames Hoen poetsen. Dat werd wel gewaardeerd. Vaak kreeg ik dan een snoepje van hen.
Het huis was voor twee personen wel wat groot. De dames hadden altijd inwoning. Ik herinner me de Fam, van Duin. Met hun dochter Dicky speelden wij nogal eens in de voortuin van nr. 33. Daar stond een grote kastanjeboom. Onder die boom werd een kleed gelegd en zo konden we lekker in de schaduw spelletjes doen. 
Later hebben “Oma Brink en Tante Nel”, een moeder en haar dochter, beiden weduwe, er een poos gewoond.

Op nr. 31 woonden ook twee zussen, de Dames Cariot. Eén zus was blind, maar ze kon wel heel goed breien. Dat vond ik altijd erg knap van haar. Ook deze dames hadden inwoning. Boven woonde het echtpaar Hoek. Hr. Hoek was een gepensioneerd onderwijzer.